Sushi-terminologie 101

Wie vaak sushi eet, denkt vaak niet eens meer na over de termen en benamingen van de verschillende hapjes, maar voor wie dat niet doet (of voor wie het steeds weer vergeet), hebben wij hieronder een handig overzichtje gemaakt van diverse sushi-termen.

Futomaki = sushi bestaande uit een rol van rijst met daarin verschillende soorten vulling, met nori aan de buitenkant. Als de vulling slechts uit één ingrediënt bestaat, dan zijn de rolletjes een stukje kleiner en noemen we ze maki.

Gari = ingelegde gember, een bijgerecht dat geserveerd wordt bij sushi om tussen de verschillende hapjes door je smaakpapillen te ‘neutraliseren’.

Gunkan sushi = a.k.a. ‘slagschip sushi’; een bolletje rijst met daar omheen een stukje nori gevouwen, zodat het een soort bakje wordt waar je de vulling los op kunt leggen. Handig om te maken van eventuele restjes rijst :).

Maki = sushi bestaande uit een rol van rijst met daarin één soort vulling en aan de buitenkant nori.

Nigiri = sushi bestaande uit een bolletje rijst met daar bovenop een plakje rauwe vis, garnaal of andere vulling.

Nori = zeewier, het zwarte vel wat in bijna alle sushi wordt verwerkt.

Sashimi = plakjes rauwe vis. Een japanner zal een sushi maaltijd altijd beginnen met sashimi. Sashimi wordt gegeten met wasabi en gedipt in sojasaus. Volgens de etiquette mag je sashimi nooit met je handen eten, gebruik altijd stokjes!

Temaki = handroll; dit is een puntzakje van nori gevuld met rijst en vulling, die per stuk worden opgerold.

Uramaki = inside out roll; sushi die zo is opgerold dat de rijst aan de buitenkant zit. Binnen in de rijst zit nori en een vulling.

Wasabi = a.k.a. wasabipasta, een hele scherpe, groene pasta die je gebruikt om de sushi extra smaak te geven. In Japan wordt wasabi gemaakt van de wortel van de wasabiplant; in Nederland gebruikt men meestal mierikswortel.